Gecontroleerde inudatie

Na de eerste oproer werd via bemoeienis van Dhr Nijpels de  commissie  Maljers ingesteld om de burgers en instanties gelegenheid te geven alternatieve te geven inzake het onder water ztten van talloze poldergebieden langs de oevers van de Westerschelde.Een 10 tal voorstellen waren variaties op het plan Waterduenen, waarbij de dijken in tact werden gelaten, met op meerdere plaatsen doorlaatsluizen .Boeren kregen het beheer. Niet de hele polder kwam onder het zoute water. In noodsituaties kon het hele gebied als potpolder worden gebruikt door de boerderijen op terpen te plaatsen. Toepassingen van zilte cultuur. Kweken van vis en schelpdieren behoorden tot de mogelijkheden.

Onderzoek Alternatieven Ontpoldering Westerschelde (Commissie Maljers) 
 Documenten zie rapport Maljers op blz 49  klik dus hiervoor op   maljers_rapport

In onderstaand verslag zijn de voorstellen beoordeeld met de kennis van zaken in 2006
Dat is 10 jaar geleden. Die inzichten zijn toegepast op het hele arsenaal van polders langs de oevers van de Westerschelde, waarin meerdere eigenaren wonen en ook bevolking. De inzichten inzake natuurherstel zijn achterhaald. Wat blijft is de besluitvorming in een verdrag met een buurland. Hoe die ontpoldering plaats vindt staat niet beschreven in dat verdrag. 
In dat verdrag staat enkel dat de Hedigepolder onder water moet. Niet meer en niet minder! De Nederlandse Staat bepaalt de wijze waarop. De inzichten van 2005 zijn niet meer voor Europa te verdedigen!! De afwijzende kritiek in dit onderstaand rapport is niet meer van toepassing op de Hedwigepolder met één eigenaar. Dan kan in die polder de zeewering worden gespaard en wordt de vernietiging niet onherstelbaar!!        

 

 Alternatief 5g Uit het rapport Maljers over Binnendijkse zoute natuur
Onderzoek Alternatieven Ontpoldering Westerschelde blz  49 in dat Maljersrapport.
Beschrijving van het alternatief Er is een aanzienlijk aantal (10) voorstellen ingediend die erop neerkomen dat de bestaande primaire waterkering wordt gehandhaafd, maar waar nodig voorzien
wordt van in- en uitlaatwerken om zout water toe te laten en enige waterstandsvariatie te creëren in de achterliggende polder. Doel is de ontwikkeling van binnendijkse natuur, eventueel in combinatie met zilte landbouw. Soms betreft het bestaande natuur (bijv. de Zwaakse Weel), soms een bestemmingsverandering van landbouwgebied. Vaak wordt voorgesteld de boeren een rol te geven in de ontwikkeling en het beheer van de nieuwe natuurgebieden. Het project Waterdunen in de Oud-Breskenspolder en aangrenzende polders bij Breskens is een voorbeeld van dit type alternatief. Het gaat in dat geval om een project in het kader van het aanpakken van zwakke schakels in de kustverdediging. Een gebied van omstreeks 340 hectare wordt deels ingericht voor verblijfsrecreatie, deels als
recreatienatuur en deels als natuurgebied. Voorzien is dat op beperkte schaal zout water wordt ingelaten. Beschrijving huidige situatie, met name wat flora en fauna betreft De meeste voorstellen hebben betrekking op landbouw-gronden, maar er zijn ook voorstellen die betrekking hebben op kreekresten en laaggelegen zilte terreinen. De huidige situatie bij Waterdunen betreft een camping en
terrein voor verblijfsrecreatie in en onmiddellijk achter de duinen (ca. 80 hectare); het overige gebied is grotendeels landbouwgebied.
Technische uitvoerbaarheid De bouw van in- en uitlaatwerken is technisch goed mogelijk en er is in Nederland veel ervaring mee, zij het wellicht wat minder met voorzieningen die zowel in- als uitlaat mogelijk moeten maken. Een punt van aandacht is de verlegging, c.q. verlenging van de grens tussen zout en zoet water en de daarmee samenhangende verziltingsproblematiek. Juridische itvoerbaarheid De meeste benodigde grond zal particulier bezit zijn. Natuurbeschermingswetgeving (Vogel- en Habitat-richtlijnen, Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en faunawet)
De bedoelde gebieden zijn niet aangewezen als Natura-2000-gebied. Bij kleine getijverschillen binnendijks zullen deze alternatieven geen bijdrage van belang leveren aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding van de Westerschelde opleveren. Naarmate het getijverschil groter wordt, zal dat meer het geval zijn maar dan rijst de vraag wat het verschil met ontpolderen is.
Wijziging bestemming van (delen van) de polders moet worden doorgevoerd. Als het hier een primaire waterkering betreft, zal mogelijk door de provincie Zeeland als beheerder van de waterkering een plan moeten worden opgesteld op basis van de Wet op de waterkering. Op basis van dat plan, dat met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure tot stand komt, worden alle besluiten gecoördineerd die betrekking hebben op de aanpassing van de waterkering. Daaronder zullen in ieder geval de benodigde bouwvergunningen vallen. De aanpassing van de waterkering lijkt in ieder geval mer-beoordelingsplichtig en is mogelijk mer-plichtig. Hydraulische en geomorfologische effecten Behalve lokaal bij de in- en uitlaatwerken, zijn er geen noemenswaardige effecten op de waterbeweging en de morfologie in het estuarium.  
Onderzoek Alternatieven Ontpoldering Westerschelde Ecologische effecten. Het alternatief voorziet er in dat in huidige zoete milieus zout water met enige getijbeweging wordt ingelaten.
Door de kleine hoeveelheid water zal de opslibbing in het binnendijkse gebied klein zijn. Dat geldt ook voor omvang van de biogeochemische processen (mineralisatie) in het gebied. Alleen indien het te inunderen gebied vlak ligt, is het mogelijk dat het gehele gebied verzilt en dat zich er een levensgemeenschap van slikken en/of schorren ontwikkelt. Met enig reliëf in het overstroomde gebied zal slechts een gedeelte van de oppervlakte in slik of schor veranderen. De plantengroei zal een zilt karakter hebben met meerdere soorten die ook op schorren thuishoren. Ook als broed-gebied zal zo’n gebied meerdere soorten vogels kunnen herbergen die ook op schorren broeden. Als voedselgebied voor vogels zullen de schorren in zo’n gebied mogelijk gelijkwaardig zijn aan buitendijkse schorren, maar de slikken zullen veel minder voedsel voor steltlopers bevatten dan buitendijkse slikken. Ook de kinderkamerfunctie voor jonge vis zal veel geringer zijn dan die van buitendijkse slikken. Naarmate meer water per getijperiode wordt ingelaten, zullen deze alternatieven meer gaan lijken op buitendijkse gebieden. Bij maximale waterinlaat, dus binnendijks een compleet getij, is er nauwelijks nog verschil maar dan rijst de vraag wat het verschil met ontpolderen nog is. In het geval van Waterdunen ligt het landbouwgebied op circa 1,2 m + NAP, terwijl het gemiddeld hoogwaterniveau omstreeks 2,0 m + NAP is (hoogwater bij dood tij en springtij gemiddeld resp. 1,5 en 2,4 m +NAP). Dat betekent dat met relatief kleine hoeveelheden zeewater hooggelegen slikken en schorren kunnen worden ontwikkeld, mits het getij vrijwel volledig wordt toegelaten.
Effecten op maatschappelijke functies (bewoning,landbouw, recreatie enz.) Voor de meeste voorgestelde binnendijkse zoute terreinen is landbouwgrond nodig, maar in sommige gevallen zou de nieuwe natuur in bestaande natuurgebieden moeten worden aangelegd. Via verzilting kan de landbouw in de omgeving van het nieuwe natuurgebied schade ondervinden. Anderzijds ontstaan mogelijkheden voor nieuwe bedrijvigheid in de recreatiesector.
Kosten De kosten betreffen grondverwerving, de bouw van in- en uitlaatwerken en mogelijk schadevergoeding aan aangrenzende agrarische bedrijven vanwege verzilting.Daarnaast beheerskosten, die waarschijnlijk niet volledig uit de opbrengsten te dekken zijn. 
Conclusie: Aspect Beoordeling. Natuur (negatief)-Juridische haalbaarheid twijfelachtig. Maatschappelijke haalbaarheid (negatief)-Kosten dekkend + Veiligheid ? Eindoordeel (negatief)

Voor de natuur zijn de zilte levensgemeenschappen niet overeenkomstig die in de Westerschelde, tenzij grote getijverschillen worden gerealiseerd. Met kleine getijverschillen wordt dus ook geen bijdrage geleverd aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding in de Westerschelde. Maatschappelijk is er het probleem dat ook voor dit alternatief landbouwgrond nodig is. Economisch zijn de kosten te overzien. De veiligheid blijft gewaarborgd. De Commissie is van mening dat de alternatieven met een geringe getij-invloed geen alternatief zijn voor ontpoldering. Naarmate de getij-invloed groter wordt, zoals gesuggereerd voor het plan Waterdunen, wordt de bijdrage aan de gunstige staat van instandhouding van de Westerschelde groter.
 

Op de hoogte blijven